GOLDEN RETRIEVER Het ras is oorspronkelijk vanuit Groot-Brittannië afkomstig. Een romantisch verhaal doet de ronde dat Sir Dudley Marjoribanks, de latere Lord Tweedmouth, in 1868 een groep Russische circushonden zou gekocht hebben en ze zou opgeleid hebben tot jachthonden. Zoals vele mooie verhalen is inmiddels bewezen dat dit niet correct is. Pas in 1952 kwam de waarheid aan het licht via een archieven van de Lord waarin men de kennelgegevens heeft teruggevonden. Het zou kunnen dat er in 1868 een circushond is aangekocht, maar die blijkt nooit gebruikt te zijn voor de fok. In 1865 reeds kocht Lord Tweedmouth in Brighton een eerste GELE retriever onder de naam NOUS (= Grieks voor wijsheid). Tot dan kende men wel zwarte retrievers , de voorouders van de huidige Flat Coated retriever. Af en toe kwam uit zo'n nest een pup voort. Zo'n pup was wellicht Nous. Enkele jaren later kocht de Lord Belle, een Tweed Waterspaniel (ook Ladykirk-ras genoemd). Deze honden zijn inmiddels uitgestorven. Zij kwamen voor aan de rivier de Tweed op de grens tussen Engeland en Schotland. Ze waren een soort spaniel met uitstekende zwemcapaciteiten en een soms krullende, leverkleurige vacht.
Uit het koppel Nous x Belle werden in 1868 4 gele pups geboren: Crocus, Ada, Primrose en Cowslip. Zij vormen de oorsprong van het Golden Retriever ras. Primrose en Cowslip bleven op het landgoed Guisachan terwijl Ada de eerste van de Ilchester-lijn zou worden. Het viel onmiddellijk op dat deze honden zeer behendig waren in het apporteren van het wild nadat het geschoten was. Door de grotere draagkracht die de geweren intussen gekregen hadden, was hier op de Engelse jachtvelden een sterke behoefte aan ontstaan. De Setters, Pointers en Spaniels die men tot toen gebruikte, waren minder geschikt om aangeschoten wild op grote afstand of in het water op te zoeken. Zij hadden een hond nodig met een goede neus, een goed herinneringsvermogen, een grote intelligentie, een ijzersterke conditie en een goede apporteerlust. Koppel dit aan de natuurlijke rust en steadiness die noodzakelijk is om te wachten tot het wild geschoten is, en je hebt een Golden.
Vooraleer het zover was, werd nog verder erfelijk materiaal ingebracht van Tweedhonden, zwarte retrievers en minstens één bloedhond. Geleidelijk aan kwam men ertoe raszuivere gele pups te fokken. In het begin van de vorige eeuw heeft Lord Harcourt de honden als " Gele" retriever (later "Golden") geïntroduceerd. Via twee kleindochters van een op Guisachan gefokte teef Lady, werd de basis gelegd van de Culham-kennel waarvan 99% van de huidige goldens schijnen af te stammen.
Doorheen de afgelopen 100 jaar heeft de Golden een ganse weg afgelegd. Door zijn sympathiek en lief voorkomen, door zijn enorme will to please, heeft het ras het hart van duizenden mensen veroverd. In zijn thuisland werd het één van de topjachthonden die door apporteerlust en handelbaarheid prima werk leverde. Gaandeweg werd de Golden ook op het vasteland geïntroduceerd; eerst in Scandinavië (van waar de bleke kleurslag komt) en Nederland en heel wat later pas in België. Wie in 1980 in ons land een Golden wilde, moest echt op zoek naar één van de weinige kennels. Twintig jaar later is het de populairste retriever en wordt hij misschien overmatig en niet altijd even doordacht gefokt. Wie een advertentieblad opent kan de resultaten hiervan zelf aanschouwen. Zoals alles heeft ook dit succes een keerzijde.
Toch is en blijft een oordeelkundig gefokte Golden een feest voor het ganse gezin. Wie op de sportieve toer wil kan hem africhten tot jachthond of voor gehoorzaamheidsproeven en waarom niet voor agility, flyball of zelfs doggydance. Wie gewoon een stevige, lieve huisgenoot wil, zal er meteen een vriend bij hebben voor het leven. Besef echter waar deze vriend vandaan komt. Hij is en blijft een actieve werkhond. Sluit hem dus geen 24 uur per dag op in een kennel of een appartement. Deze hond heeft de genen om iets te doen. Geef hem daartoe de kans en je krijgt zijn levenslange dankbaarheid. Freddy Quackelbeen