CURLY COATED RETRIEVER
Je ziet ze haast nooit op een Belgische show. Op het veld of gehoorzaamheidstraining zie je ze helemaal niet. Op het eerste gezicht zou je ze zelfs niet bij de retrievers indelen. Nochtans, de Curly Coated Retriever is volgens de FCI-indeling een retriever en wat meer is, hij was één van de eerste retrievervariëteiten in de geschiedenis. Hij werd in 1854 als afzonderlijk ras erkend door de Engelse Kennelclub en verscheen in 1860 voor het eerst op een show. De Golden moest toen eigenlijk nog ontstaan.
Een Curly is wel een merkwaardige verschijning. Hij is iets groter dan de andere retrievers en zijn lichaam is behalve het gezicht volledig bedekt met stevige kleine krulletjes die niet afhangen maar integendeel stijf in elkaar gedraaid zijn.
"Astrakan" is wellicht een term die het best zijn vacht omschrijft. De kleur is hoofdzakelijk zwart, maar leverkleurig komt ook voor. Van deze "liver"-Curly's zijn er momenteel maar twee in gans België. De vacht verwijst naar zijn voorvaderen.
De geschiedenis van het ras is vrij duister gebleven omdat de jachtopzieners die hem gefokt hebben geen boekhouding van hun honden bijhielden. Zeker is dat aan de oorsprong de Engelse Water Dog ligt evenals wellicht de Babbet, Setters, de voorlopers van de Labradors (zgn. "kleine Newfoundlanders") en misschien ook Poedel en Ierse Waterspaniel. Enkele van die voorlopers vinden we trouwens ook terug in de geschiedenis van de andere retrieversoorten.
Die speciale vacht is er niet voor niets. De olieachtige pels biedt hem een perfecte bescherming als hij te water gaat. Er zijn verhalen opgetekend van een Curly die na een langdurige achtervolging door ijskoud water uiteindelijk het aangeschoten wild binnenhaalt, zich eens goed uitschudt en zich in het gras rolt om zo goed als opnieuw droog te zijn. Daarnaast boden de krulletjes het voordeel dat zij, in tegenstelling tot een gladde vacht, het maanlicht niet weerspiegelen. Een niet te onderschatten voordeel voor een hond die samen met de baas stropers moest besluipen.
In zijn selectie werd vooral rekening gehouden met het gebruik van de hond. De jachtopziener moest een hond hebben die in staat was om stropers tot staan te brengen zonder echt agressief te zijn. Dus hij moest een zekere gestalte hebben, voldoende body en karakter. Het is daarom niet meteen ieders vriend en hij houdt zich bij een eerste kennismaking wellicht wat op de achtergrond.
Deze waaksheid is gelukkig nooit weggefokt. Daardoor zijn zij ook geen hond voor de beginnende liefhebber. Het volwassen worden gaat iets trager en men moet er rekening mee houden dat de hond wel graag voor de baas werkt (will to please is zeker aanwezig) maar dat hij een eigen mening heeft over de manier waarop dit gebeurt. Kortom een hond voor iemand die zeer goed weet waarmee hij of zij bezig is. Eenmaal deze voorwaarde vervuld is, hebt u natuurlijk een schitterende kameraad.
Freddy Quackelbeen
Je ziet ze haast nooit op een Belgische show. Op het veld of gehoorzaamheidstraining zie je ze helemaal niet. Op het eerste gezicht zou je ze zelfs niet bij de retrievers indelen. Nochtans, de Curly Coated Retriever is volgens de FCI-indeling een retriever en wat meer is, hij was één van de eerste retrievervariëteiten in de geschiedenis. Hij werd in 1854 als afzonderlijk ras erkend door de Engelse Kennelclub en verscheen in 1860 voor het eerst op een show. De Golden moest toen eigenlijk nog ontstaan.
Een Curly is wel een merkwaardige verschijning. Hij is iets groter dan de andere retrievers en zijn lichaam is behalve het gezicht volledig bedekt met stevige kleine krulletjes die niet afhangen maar integendeel stijf in elkaar gedraaid zijn.
"Astrakan" is wellicht een term die het best zijn vacht omschrijft. De kleur is hoofdzakelijk zwart, maar leverkleurig komt ook voor. Van deze "liver"-Curly's zijn er momenteel maar twee in gans België. De vacht verwijst naar zijn voorvaderen.
De geschiedenis van het ras is vrij duister gebleven omdat de jachtopzieners die hem gefokt hebben geen boekhouding van hun honden bijhielden. Zeker is dat aan de oorsprong de Engelse Water Dog ligt evenals wellicht de Babbet, Setters, de voorlopers van de Labradors (zgn. "kleine Newfoundlanders") en misschien ook Poedel en Ierse Waterspaniel. Enkele van die voorlopers vinden we trouwens ook terug in de geschiedenis van de andere retrieversoorten.
Die speciale vacht is er niet voor niets. De olieachtige pels biedt hem een perfecte bescherming als hij te water gaat. Er zijn verhalen opgetekend van een Curly die na een langdurige achtervolging door ijskoud water uiteindelijk het aangeschoten wild binnenhaalt, zich eens goed uitschudt en zich in het gras rolt om zo goed als opnieuw droog te zijn. Daarnaast boden de krulletjes het voordeel dat zij, in tegenstelling tot een gladde vacht, het maanlicht niet weerspiegelen. Een niet te onderschatten voordeel voor een hond die samen met de baas stropers moest besluipen.
In zijn selectie werd vooral rekening gehouden met het gebruik van de hond. De jachtopziener moest een hond hebben die in staat was om stropers tot staan te brengen zonder echt agressief te zijn. Dus hij moest een zekere gestalte hebben, voldoende body en karakter. Het is daarom niet meteen ieders vriend en hij houdt zich bij een eerste kennismaking wellicht wat op de achtergrond.
Deze waaksheid is gelukkig nooit weggefokt. Daardoor zijn zij ook geen hond voor de beginnende liefhebber. Het volwassen worden gaat iets trager en men moet er rekening mee houden dat de hond wel graag voor de baas werkt (will to please is zeker aanwezig) maar dat hij een eigen mening heeft over de manier waarop dit gebeurt. Kortom een hond voor iemand die zeer goed weet waarmee hij of zij bezig is. Eenmaal deze voorwaarde vervuld is, hebt u natuurlijk een schitterende kameraad.
Freddy Quackelbeen